quote:
Op 11 maart 2005 15:32 schreef invictis het volgende:
machtsconstructies...uhhhhr.ende...uhhh
ja leg nu maar goed uit ook
Ik zal eens kijken of ik een basis uitleg voor je heb.
Hoe onderzoek doen?
Drie posities die elk een andere wijze relaties leggen tussen wetenschap, politiek en feminisme:
• Het Feministisch empirisme; waarin de seksevraagstukken onderzocht moeten worden aan de hand van de instrumenten die ook gebruikt worden voor ander wetenschappelijk onderzoek, dus met de “normale” instrumenten. Het is hier van belang de juiste vragen te stellen en zo objectiviteit te creëren en de seksistische wetenschap te laten doen verdwijnen.
• Het Feministisch standpunt positie; mensen die deze positie innemen geven aan dat de huidige onderzoeksinstrumenten niet objectief genoeg zijn omdat zij zijn ontwikkeld vanuit een mannelijke positie en daardoor de onderzoeksresultaten kunnen beïnvloeden. Vrouwen moeten het onderzoek naar vrouwen doen.
• De postmoderne beweging; Wetenschap moet zelf onderzocht worden, we moeten niet binnen de wetenschap blijven, maar kunnen ook niet buiten de wetenschap. Er is geen waarheid, dus ook geen feministische waarheid, het is beter om de machtswerking van wetenschappelijke kennis te analyseren en impliciete en expliciete definities van vrouwelijkheid op te sporen. (Brouns 1995p.?/ H1)
Gender is een sociale en culturele constructie en verbonden met macht en sociale ordening. De belangrijkste dimensies van Gender:
• Identiteit; identiteit bestaat eigenlijk ook uit twee dimensies die met elkaar in interactie zijn, namelijk de manier waarop jij jezelf ziet, maar ook de manier waarop anderen jou zien.
• Symbolen en dichotomieën; Symbolische systemen geven betekenis aan wat mannelijk is en wat vrouwelijk is door beide tegen elkaar af te zetten. Hierdoor komen de begrippen tegenover elkaar te staan en ontstaan er ongelijke machtsverhoudingen tussen de begrippen.
• Sociale instituties en organisaties; instituties zijn gender geladen omdat zij een genderindentiteit kennen, doordat zijn bijvoorbeeld vormgegeven zijn aan de hand van een seksuele tweedeling van de organisatie opzich, maar ook van de arbeidsverdeling. Ook de gevolgen van regels die verschillend kunnen zijn voor mensen aan de hand van hun sekse valt hieronder. Bepaalde regelgeving kan een sekse bevoordelen boven de andere.
De drie belangrijkste debatten:
• Openbaar en privé; vrouwen wilden niet langer opgesloten blijven in de privé-sfeer van de keuken en kinderen, maar toegang tot de openbare sfeer (typisch Westers debat, praktijk is veranderd).
• Verschil en Gelijkheid; probeert antwoord te geven op de vraag of vrouwen wezenlijk anders zijn dan mannen of juist wezenlijk gelijk. Centraal staat hier de waarde van het sekseverschil.
• Eenheid en verscheidenheid; Eenheid gaat uit van de categorie ‘vrouw’, maar is er wel één groep vrouwen, is sisterhood niet iets dat de belangen voor een bepaalde groep vrouwen voorstaat? Het gevaar van identiteitspolitiek is dat zij kunnen berusten op de onjuiste assumptie dat alle leden van een bepaalde groep dezelfde belangen hebben en hetzelfde denken.(Kan leiden tot in- en uitsluitingsproblemen). Vrouwen kunnen ook tegelijkertijd meerdere posities in nemen. (Kruispunt denken). Je positie als vrouw wordt niet alleen bepaald door het vrouw zijn, maar ook door je etniciteit en de sociale klasse waartoe je behoort. (H2)
Theorieën zijn van grote invloed op de wijze waarop een probleem wordt waargenomen en gedefinieerd, hieronder een overzicht van de theorieën als genoemd in H3.
• Socialisatietheorieën; gaan er van uit dat vrouwen niet als vrouwen geboren worden maar tot vrouwen worden gemaakt. Belangrijk hierbinnen is de ontwikkeling van identiteit van jonge mensen en hoe zij hun plaats in de maatschappij vinden dan wel toegewezen krijgen. Een belangrijk socialisatie proces is de overdracht van de ene generatie op de andere (het gezin als socialiserende instantie). Deze theorieën gaan er vanuit dat gedrag en rollen zijn aangeleerd. Op de vraag hoer deze processen verlopen zijn verschillende antwoorden gegeven:
o De sociale leertheorie: Hierin ligt het accent op de identificatie van het kind met de ouders van de zelfde sekse (kind wordt gezien als onbeschreven blad).
o De roltheorie: kinderen nemen het gewenste gedrag over (ongewenst gedrag krijgt straf en gewenst gedrag een beloning) door imitatie van belangrijke volwassenen zoals ouders en leerkrachten. (dit veronderstelt dus dat macht [en de marketing hiervan] belangrijk is).
o De cognitieve ontwikkelingstheorie: Draait de relatie om en gaat er vanuit dat het kind weet of ontdekt dat het een jongetje dan wel meisje is en vanuit die wetenschap de omgeving benaderd en op zoek gaat naar gedrag dat bij het jongen of meisje zijn hoort. (dit werkt wederom via beloning).
o De gender-schema-theorie; Heeft als hoofdvraag de vraag waarom sekse zo belangrijk is. Het is volgens deze theorie de sociale context dat een bepaalde sociale categorie tot de kern van cognitieve schema’s behoort.
Voordeel van socialisatietheorieën is de eenvoud, het gaat om processen van overdracht die een zekere continuïteit garanderen en maakt mensen tot wat ze zijn. Bovendien geeft het aanleiding tot optimistische verwachtingen, door de traditionele handelingswijze aan te passen zou dit op den duur de verhouding tussen de seksen veranderen.
Er zijn echter ook beperkingen, de maatschappij blijkt niet zo makkelijk te veranderen (voorbeeld van “kies exact” wordt gegeven), de reden hiervoor is dat er niet genoeg rekening wordt gehouden met het onderbewuste en dat de machtsverhoudingen worden onderschat. Het reductionisme van socialisatie theorieën reduceert machtsverhoudingen tot rollen die min of meer inwisselbaar zijn. Nog meer kritiek punten zijn dat de verhouding tussen individu en samenleving te simplistisch wordt neergezet en dat er te weinig aandacht is voor individuele afwijkingen of variaties.
(kortom het is niet abstract genoeg, maar daar valt natuurlijk een mouw aan te passen).
• Marxisme; rollen vallen weg, het gaat nu over structurele machtsverhoudingen. Mannen domineren deze en bevinden zich in een geprivilegieerde positie die zij tevens instant houden (ten kosten van diegene die zich buiten die positie bevinden, we leven in een patriarchaat). Huishoudelijk werk wordt als belangrijke voorwaarde voor het kapitalisme gezien, dat maakt het immers mogelijk dat de arbeider elke ochtend weer fris en gezond voor zijn werkgever verschijnt. De ideologie zorgt ervoor dat mensen zich berusten in hun situatie, Marx ziet ideologie als een vals bewustzijn, het is vertekend door de onmacht van de positie van de arbeider. Het marxisme is veelvuldig gebruikt bij onderzoek naar de slechte positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. (mede dankzij het begrip reserveleger, wat een aanduiding is voor een zwakkere, goedkopere arbeidskrachten die in tijde van economische groei ingezet kunnen worden en tijdens een recessie weer kunnen verdwijnen).
o De neomarxistische ideologietheorie ziet ideologie niet meer als een vals bewustzijn maar als de “imaginaire verhouding van het subject tot haar of zijn bestaansvoorwaarden”. Het creëert een voorstelling van de werkelijkheid die onvermijdelijk lijkt en als natuurlijk wordt beschouwd. De tegenstellingen hiervan worden als eenheid gepresenteerd.
Ook de Marxistische Theorie kent enkele beperkingen, de analyses worden voornamelijk uitgevoerd in termen van arbeid en economie. Hierdoor blijven aspecten als seksualiteit en het onbewuste buiten beschouwing. Het onderzoekt ook niet waarom mannen zich in een geprivilegieerde positie bevinden, en het verondersteld dat alle vrouwen economisch afhankelijk zijn van mannen, wat geen ruimte laat voor sekse vraagstukken. De nadruk op het economische (en de miskenning daardoor van de directe machtsverhouding tussen mannen en vrouwen) is uiteindelijk ook hetgeen waardoor marxisme zijn prominente positie binnen vrouwenstudies verliest. (In Engeland nog wel steeds veel gebruikt met de nodige aanpassingen).
• Psychoanalyse; het onderzoekt het ontwikkelingsproces van kinderen aan de hand van de persoonlijkheidstheorie (id, ego en superego) en de verschillende fases waar kinderen doorheen gaan. Bij jongens zijn deze fases de preoedipale fase, het oedipuscomplex met als gevolg castratieangst (bang voor de straf van de vader voor het verlangen naar de moeder) als gevolg hiervan leert het jongetje dat hij zijn driften onder controle moet houden en is hij gericht op sublimatie (het veranderen van driften en verlangens naar maatschappelijk-culturele prestaties). Jongens worden dan ook verondersteld een groot superego te hebben. Het ontwikkelingsproces van het meisje verloopt anders, zij ervaart het niet hebben van een penis als castratie (en ontwikkeld dus geen castratieangst) waardoor een minderwaardigheidsgevoel ontstaat en kent een wrok ten opzichte van haar moeder die zij ziet als schuldige hiervan. De penisnijd wordt opgelost wanneer het meisje moeder wordt. Zij sluit de oedipale fase nooit af waardoor zij niet volledig slaagt in het sublimeren van haar verlangens. Hier komen een zwak superego en karakter eigenschappen als passiviteit en masochisme voort.
Dit laatste is natuurlijk meteen een punt van kritiek, deze vorm van analyse mond uit in een vorm van biologisch determinisme waarin vrouwen per definitie afgeschilderd worden als passieve, masochistische wezens die hun verlangens niet onder controle weten te houden. Het bevriest de negatieve positie van vrouwen ten opzichte van de man. Julie Mitchell stelt echter dat het niet als rechtvaardiging gezien moet worden, maar als analyses van de lotgevallen van mannen en vrouwen in een patriarchale samenleving. Zij ziet het als een geschikt analyse instrument voor het ontstaan en voortbestaan van machtsverhoudingen tussen seksen.
Varianten: object-relationele variant, de structuralistische variant.
• Poststructuralistische theorieën; leggen de nadruk op de betekenissen die wij geven aan bepaalde woorden, wat de kracht van taal is. Hierbinnen zijn twee filosofische stromingen het postmodernisme en het poststructuralisme.
o Postmodernisme: reageert op stellingen van het modernisme. Modernisme stelt dat de rede de mens in staat stelt de wereld te kennen en te beheersen en een langzame maar onmiskenbare vooruitgang van de menselijke soort impliceert. Mensen blijken echter niet zo redelijk als zij zelf denken, en er zijn verschillende soorten mensen met verschillende en soms ook meerdere identiteiten. Deze vele identiteiten worden beschouwd als eenheid, maar deze komt niet zo maar tot stand, bovendien moet deze steeds opnieuw tot stand worden gebracht. De eenheid is een illusie.
o Poststructuralisme: stelt dat er geen directe relatie bestaat tussen woorden en de dingen. Betekenissen ontstaan door relaties en contrasten met andere woorden. Door woorden tegen elkaar af te zetten creëert taal op deze manier relaties en macht tussen bepaalde definities. Subjectiviteit wordt als een effect van taal gezien. Er is geen universele taal en er zijn geen universele betekenissen, alles moet begrepen worden in een sociaal constructivistische benadering. De betekenissen die vrouwen hebben verschillen bijvoorbeeld in de 19e eeuw ten opzichte van de 12e eeuw en verschilt daarnaast ook nog eens per plek waar je bent.
o Twee belangrijke Franse denkers: Foucault en Derrida.
o Kritiek op de beide stromingen: gevaar vaste grond onder haar voeten te verliezen (de vrouwelijke subjectiviteit redden). Het verdwijnen van sociaal economische verhoudingen uit de analyses.
Dit is een zeer beknopte inleiding uit een boek over vrouwenstudies in de jaren'90.
Wil je echt meer weten, wat ik niet denk, want ontkenning van een probleem is altijd het makkelijkste, maar stel je wilt dat dan ben je natuurlijk vrij om je aan mijn my space ellende toe te voegen, staat nog niet heel veel op, maar komt nog meer propaganda op.